donderdag 27 januari 2011

Het Zonnestelsel-boek

HET ZONNESTELSEL



door



Luitenant – Kolonel Arthur E. Powell

AANGEHAALDE BOEKEN





boek                                                                                                                auteur                                                                                                           editie
Astral Plane.
C.W. Leadbeater.
1910
Changing World.
A. Besant.
1909
Devachanic Plane.
A. Besant.
1902
Hidden Side of Things, Vol. I.
C. W. Leadbeater.
1913
Initiation, the Perfecting of Man.
A. Besant.
1912
Inner Life, Vol I.
C. W. Leadbeater.
1910
Inner Life, Vol II
C. W. Leadbeater.
1911
Man: Whence, How and Whither?
A. Besant and C. W. Leadbeater.
1913
Masters and the Path.
A. Besant.
1927
Pedigree of Man.
A. Besant.
1904
Pyramids and Stonehence
A. P. Sinnett.
1912
Story of Atlantis and Lemuria.
W. Scott-Elliot.
1925
Seven Principles of Man
A. Besant.
1904
Talks on the Path of Occultism.
A. Besant and C. W. Leadbeater.
1926
Textbook of Theosophy.
C. W. Leadbeater.
1914
Theosophy.
A. Besant.
1914


introductie


Zowel voor als sinds de publicatie van De Geheime Leer, door H. P. Blavatsky, is er voor de occulte student een grote hoeveel informatie beschikbaar gekomen betreffende het Zonestelsel en de levensstromen—waaronder onze eigen mensheid—die zich ontwikkelt binnen dat Systeem. In 1883 verscheen Esoteric Buddism door A. P. Sinnett, in 1896 gevolgd door The Growth of the Soul door dezelfde auteur. In 1897 werd The Ancient Wisdom gepubliceerd door Annie Besant, en in 1903 produceerde deze grote student van het occulte een belangrijke serie lezingen, die later in boekvorm werden gepubliceerd, onder de titel The Pedigree of Man, dat zich in grotere mate met het Zonnestelsel met zijn Ketens, Ronden, Bollen Rassen, Onderrassen enz. bezig hield dan alles wat daarvoor was gepubliceerd. Verdere uitwerking en details zijn toegevoegd door C. W.Leadbeater in meerdere boeken, met name in The Inner Life, deel i en ii, en in A Textbook of Theosophy.
In 1913 verscheen het monumentale werk, Man: Whence, How and Whither? Daarnaast verschenen respectievelijk in 1896 en 1904 twee fascinerende boeken getiteld The Story of Atlantis en Lost Lemuria, met kaarten van die continenten, van de hand van W. Scott-Elliot, die in volledig detail de rassen beschreef die de landen bewoonden en hun beschavingen.
Tot op dit moment echter is er nog geen boek verschenen dat het grote geheel omvat, zowel het “veld” van evolutie als de levensstromen die ontstaan naarmate de eeuwen voorbij gaan.
Het onderhavige deel is daarom een poging om aan deze behoefte tegemoet te komen. Het totaal aan informatie is te vinden in de hierboven genoemde boeken, of in een aantal andere, de volledige lijst is gegeven op voorgaande bladzijde.
Voor het gemak van de student, stellen de verwijzingen in de kantlijn de student in staat om de oorspronkelijke informatiebronnen te raadplegen, indien gewenst.[1]
Met oog op de complexiteit van het onderwerp en de vele details zijn vele diagrammen, waarvan de meeste origineel zijn, toegevoegd in de tekst en we hopen dat ze het werk voor de student vergemakkelijken bij het begrijpen van de vele complexiteiten van het systeem waartoe we behoren en de manier waarop onze evolutie voortgang vindt. Enkele tabellen zijn ingevoegd met hetzelfde doel.
Om het boek binnen redelijke afmetingen te houden, zijn vele details, zoals bijvoorbeeld, betreffende de beschavingen van de verschillende rassen in Atlantische en Lemurische tijden, ingekort. Deze details staan de student echter makkelijk ter beschikking want de plaatsen waar ze gevonden kunnen worden vermeld in de tekst, welke alleen een samenvatting geeft van de voornaamste kenmerken.
Zulke inkortingen hinderen de continuïteit van het verhaal, zoals het in dit boek staat geschreven, niet. Het wel opnemen ervan zou het geheel te gecompliceerd hebben gemaakt en in bepaalde richtingen te veel hebben uitgewijd, zodat de student het gevaar zou lopen door de bomen het bos niet meer te zien.
Het doel van het onderhavige boek is eerder om een gecoördineerd en samenhangend beeld te geven van het “bos” te geven dan om elke “boom” afzonderlijk te beschrijven. De student kan dan zelf, als zijn ijver groot genoeg is en zijn smaak hem dat ingeeft, voor zichzelf de verschillende bomen, bosjes, heggen, enz. bestuderen, die allen bij elkaar het gigantische bos van levens vormen die de wonderbaarlijke wereld bevolken, of eerder series van werelden, waarin we bestaan en ons ontwikkelen.
Het boek bestaat uit drie delen. Eerst wordt het veld waarbinnen de evolutie plaats vindt beschreven. Dit houdt de studie in van de verschillende bollen, hun opeenvolgende perioden van activiteit en hun verduistering, de ketens en evolutieschema’s. Het is de vormzijde van ons onderwerp, een beschrijving van de plaatsen waar het leven zich ontwikkelt.
Het tweede deel houdt zich bezig met de verschillende levensstromen waarbij die stromen zich langzaam ontwikkelen en door de verschillende stadia of niveaus van ontwikkeling of groei gaan. Deze processen worden hier slechts oppervlakkig behandeld, om de student in vogelvlucht een blik te geven op de statige loop van de gebeurtenissen.
Het derde deel beschrijft meer gedetailleerd de voortgang van de onderdelen van bepaalde delen van de levensrijken, in het bijzonder de menselijke rassen en onderrassen. In dit deel wordt echter, zoals al gezegd, uitwijding over de details vermeden om de student niet een encyclopedische hoeveelheid aan informatie te geven en om hem in staat te stellen de principes te begrijpen van het machtige plan waarnaar alles is geordend in dit prachtige geordende universum, waarin “nog geen spreeuw op de grond valt”, buiten de wil van de Vader van het Systeem waarbij we de eer hebben te horen.
--------------------------------------------------------------------------------------


HET ZONNESTELSEL

hoofdstuk i

bollen

We zullen onze studie beginnen met het “veld” waarin de evolutie plaatsheeft, bij een kleine eenheid daarvan en verdergaan door het opbouwen van de grotere eenheden uit de kleinere, d.w.z. we zullen van het bijzondere werken naar het algemene. Dit wordt voor de student eenvoudiger te begrijpen geacht dan de omgekeerde methode die begint bij het grote geheel en dan opdeelt in kleinere delen. Later, echter, als we er aan toekomen het leven te onderzoeken dat zich in het “veld” ontwikkelt, is het eenvoudiger om de omgekeerde methode te gebruiken en te beginnen met de grote levensstromen en ze opdelen in kleinere units. Zo passen we onze methoden aan aan de aard van ons onderwerp.
            De aarde en andere planeten staan bekend als bollen. Onze eigen aarde is een van een serie van 7 bollen: die serie staat bekend als een keten, en de aarde is de dichtste van de 7 bollen van zijn keten.
            De 7 bollen van de aarde bestaan uit:—
                                    2 lagere mentale bollen.
                                    2 astrale bollen
                                    3 fysieke bollen.
            De bollen van alle ketens zijn niet per definitie zo gevormd: maar daar zullen we nu in detail op ingaan.
            Als we het bijvoorbeeld hebben over een lagere mentale bol, bedoelen we één waarvan de dichtste soort materie die hij bevat de lagere mentale is: d.w.z. hij heeft geen astrale of fysieke materie. Evenals dat een astrale bol geen materie heeft, dichter dan de astrale, d.w.z. hij heeft geen foedraal van fysieke materie


Elke bol heeft echter “tegenhangers”, zoals ze kunnen worden genoemd, in de verschillende graden van materie fijner dan hijzelf: dus een fysieke bol bezit zijn tegenhanger in astrale, lager mentale, hoger mentale, buddische en atmische materie: een astrale bol bezit een lagere mentale tegenhanger en alle hogere tegenhangers. Deze gegevens kunnen gesymboliseerd worden zoals in Diagram i.
Niet elke bol kan worden beschouwd als een plaats in de ruimte innemend, gescheiden en verwijderd van zijn tegenhanger, omdat dit namelijk niet het geval is. De tegenhangers van een bol hebben precies dezelfde positie als de bol zelf, met deze aantekening, dat de sferen van hogere of fijnere materie groter zijn dan die van de lagere materie, want zij doordringen en expanderen verder dan de periferie van de lagere materie, net zoals het astrale lichaam van de mens zijn fysieke lichaam doordringt en het tevens omringt, zijn mentale lichaam omringt vervolgens het astrale lichaam weer, enz. Een meer reële opvatting van de bollen zou daarom zijn zoals in Diagram ii.


Het is welbekend aan wetenschapsstudenten dat materiedeeltjes elkaar eigenlijk nooit raken, zelfs niet in de dichtste substanties. Temeer daar de ruimtes tussen de deeltjes altijd veel groter zijn dan de afmetingen van de deeltjes zelf. Daarom is er ruimschoots plaats in de gegeven hoeveelheid ruimte, voor welke soort van atoom dan ook, om tussen de atomen van dichtere materie te liggen, maar ook om zich vrij tussen en om hen heen te bewegen.
Daarom bestaat een fysieke bol, zoals de aarde niet uit één wereld, maar uit 7 elkaar doordringende werelden, die allen dezelfde ruimte innemen, behalve dat, zoals gezegd, de fijnere typen materie zich verder uitstrekken vanuit het centrum dan de dichtere soorten.
            De 7 bollen van een keten zijn, op basis van overeenstemming, bekend als de Bollen A, B, C, D, E, F en G.
            Van de aardketen zijn de bollen A en G lagere mentale, B en F zijn astraal, C, D en E zijn fysiek; C is de planeet Mars, D is de Aarde en E is de planeet Mercurius. A, B, F en G hebben momenteel geen andere namen dan de letters waarmee ze worden aangegeven.
Diagram iii toont de 7 bollen van de aardketen.
            In de Hindoe Purana’s wordt gesproken over de bollen van onze keten als over Dvipas, en wordt de aarde Jambudvipa genoemd.

            Elk van de 7 bollen is een afgezonderde en aparte planeet en heeft een bepaalde plaats in de ruimte, wentelt rond en is in zekere mate afhankelijk van onze zon.
            De student zal de verschillende manieren van arcering hebben opgemerkt om de verschillende graden van materie aan te geven, deze arceringen zullen door het gehele boek worden gebruikt.
            Het fysieke dat het dichtst is wordt aangegeven met gekruiste lijnen. Het astrale, tussen het fysieke en het mentale in, met diagonale lijnen van 45˚; het lagere mentale wordt getekend met verticale lijnen, het hogere mentale met dezelfde lijnen maar verder uit elkaar.
            Buddhische materie wordt aangegeven met horizontale gestippelde lijnen.
Het is voor ons niet eenvoudig om enige betekenis te geven aan het idee van een planeet met niveaus die zo verfijnd zijn als het nirvanische (atmische) of het buddhische, en we zijn misschien nauwelijks gerechtigd om die termen te gebruiken. Alles wat hier wordt bedoeld is dat er een bepaalde locatie bestaat in de ruimte waar de evolutie van bepaalde groepen wezens plaats vindt in gebieden op die verheerlijkte niveaus.

hoofdstuk ii

ronden

Hoewel de 7 bollen van een keten allemaal tegelijkertijd bestaan, zijn ze toch niet op elk moment allemaal even actief bij het ondersteunen van het leven. Om duidelijker te zeggen, er is in één bepaalde tijd maar 1 bol actief en volledig functionerend, de andere 6 verkeren dan in een slapende conditie.
            De bollen komen achtereenvolgend tot volledige werkzaamheid, d.w.z. ze worden dan bewoond door bepaalde soorten wezens—waar we het in latere hoofdstukken over zullen hebben. Eerst wordt bol A actief: na een lange tijd begint het leven erop langzaam te verminderen en bijna geheel te verdwijnen, om over te gaan op de andere bol—B. Bol A valt dan in slaap, terwijl B begint te ontwaken.
            Na weer een lange periode valt bol B op zijn beurt “in slaap”, waarbij het grootste deel van het leven overgaat naar de volgende bol, bol C.
            Dit proces gaat door totdat elke bol beurtelings uit zijn slapende conditie is ontwaakt en de hoofdstroom van het leven gedurende een aeon heeft ondersteund en weer in slaap is gevallen. De periode waarin een bol helemaal actief is en de hoofdstroom van het leven ondersteunt wordt een bolperiode genoemd.



            De loop van de levenscyclus over alle 7 bollen staat bekend als een ronde. Een ronde bestaat dus uit 7 bolperioden, of wereldperioden, zoals ze ook wel worden genoemd.
            Als een ronde is voltooid, begint het hele proces van voren af aan met het opnieuw ontwaken van leven op Bol A, dan de overgang naar Bol B, dan achtereenvolgens naar de Bollen, C, D, E, F en G totdat een tweede ronde is voltooid.



Diagram iv illustreert de 7 ronden van de aardketen, de spiraallijn geeft de levensstroom aan die 7 maal volledig door de gehele keten van 7 bollen gaat.   
We zien dus dat:—
                                    7 bolperioden 1 ronde maakt,
en 49 bolperioden maakt 7 ronden of 1 ketenperiode.
            We beweerden hierboven dat elke bol wordt opgevolgd als de levensstroom hem verlaat en hem achter laat in een slapende conditie.
            Als dit gebeurt, houdt het leven op een planeet niet totaal op te bestaan: een kleine hoeveelheid leven, een soort van nucleus[2], blijft altijd bestaan, en dient verschillende belangrijke doelen. We zullen dit verschijnsel later op het juiste moment behandelen. Het wordt hier eerder genoemd om de student te behoeden een verkeerd begrip te vormen van wat er eigenlijk plaatsvindt.

hoofdstuk iii

ketens

Zoals we zojuist zagen bestaat een keten uit 7 bollen, waarvan elk 7 perioden van activiteit heeft, zodat 49 bolperioden één ketenperiode maken.
            Als de ketenperiode is voltooid desintegreren de bollen die hem vormde en de materie waar ze uit waren opgebouwd wordt hervormd om 7 nieuwe bollen te maken. Deze 7 nieuwe bollen gaan dan weer door 7 ronden van activiteit evenals daarvoor en houden dan op te bestaan, om weer hervormd te worden in een andere serie van 7 bollen.


Het proces vindt 7 maal plaats, 7 ketens die elk uit 7 bollen bestaan en die achtereenvolgens worden gevormd en waarvan iedere keten blijft bestaan voor zijn 7 ronden van activiteit.
            De individuele bollen die gevormd worden uit de gedesintegreerde materie van de voorgaande keten, hoewel gevormd uit dezelfde uiteindelijke deeltjes, zijn niet samengesteld uit dezelfde graad of hetzelfde niveau van materie. Diagram v maakt duidelijk wat er gebeurt. De eerste keten wordt gevormd door

                                    2 bollen van atmische materie
                                    2 bollen van buddhische materie
                                    2 bollen van hogere mentale materie
                                    1 bol van lagere mentale materie.

            De volgende keten daalt een trede af in de aard van haar materie, zodat ze heeft

                                    2 bollen van buddhische materie
                                    2 bollen van hogere mentale materie
                                    2 bollen van lagere mentale materie
                                    1 bol van astrale materie.

            De derde en vierde ketens duiken nog dieper in de materie, zoals aangegeven in Diagram v.
            Het diagram brengt een aantal interessante punten naar voren die de aandacht waard zijn. Dus uit de 49 bollen in de gehele serie van 7 ketens.

                                    zijn 4 atmisch
                                    8 buddhisch
                                    12 hoger mentaal
                                    12 lager mentaal
                                    8 astraal
                                    en zijn er 5 fysiek.

            Dus alleen de eerste en zevende ketens hebben zuiver atmische bollen; alleen de tweede en zesde hebben zuiver buddhische bollen; allen, behalve de vierde keten hebben hogere mentale bollen; allen behalve de eerste en zevende hebben lagere mentale bollen; alleen de derde, vierde en vijfde ketens hebben fysieke bollen.
            Het centrale niveau van de vijf gebieden is het mentale, en dit alleen niveau is verdeeld in twee delen. Elk van de 7 ketens heeft vertegenwoordigende bollen op het mentale niveau; allen behalve de vierde keten hebben vertegenwoordigers op zowel de hogere als de lagere mentale niveaus.
            Vanuit deze beschouwing is het duidelijk dat het mentale niveau een rol van groot belang speelt in de evolutie van de mens: want van alle 49 bollen, zijn er 24, of bijna de helft van het mentale niveau. Daarom de juistheid van de occulte definitie van de mens als “dat wezen in het universum, waarin elk deel van het universum aanwezig is, in wie de hoogste Geest en de laagste Materie zijn verenigd door middel van Intelligentie. ”
            Zo kunnen we ook zeggen dat in de series van 7 ketens het hoogst spirituele verbonden is met de laagste materiele mentale materie, het wezen van de intelligentie.
            De desintegratie van de bollen in hun samenstellende delen, en hun re-integratie in 7 nieuwe bollen op een hoger of lager niveau, zoals het geval kan zijn, wordt geïllustreerd in Diagram vi.
            De periode tussen twee opeenvolgende ketens gedurende welke de materie van de voorgaande keten in een staat van desintegratie verkeert, staat bekend als het pralaya van de keten, of het inter-keten pralaya.
            De gehele serie van 7 ketens vormt een Evolutieschema, of soms alleen een Schema genoemd.
            Zo krijgen we de volgende tabel:—


                                   
7 bolperioden               =
1 ronde,

49 bolperioden             =       
7 ronden                        =
1 ketenpriode,
343 bolperioden           =
49 ronden                      =
7 ketenperioden  =
Evolutieschema.

            We kunnen hierbij opmerken dat we ons momenteel in de vierde keten bevinden van ons Evolutieschema en daarom op het laagste materiële niveau. Het exacte punt in de keten dat we nu hebben bereikt is echter zo belangrijk dat we daar in een later stadium van onze studie meer aandacht aan zullen geven.
            Over de zeven opeenvolgende ketens wordt soms gesproken als “incarnaties” van de keten. Ketens worden ook wel Planetaire Ketens genoemd.
            Een keten kan beschouwd worden als de Upadhi of het voertuig van de Planetaire Logos—een entiteit die in een later hoofdstuk beschreven zal worden. We kunnen de Planetaire Logos zien als Zichzelf incarnerend in de 7 opeenvolgende ketens, waarbij elke keten begint met de oogst van zijn voorganger en waarbij ieder aan zijn opvolger overhandigt wat hijzelf heeft gemaakt.
            Van de eerste 3 ketens kunnen we zeggen dat Geest of Leven afdaalt in materie; in de vierde keten worden Geest en Materie verweven en vormen ontelbare relaties; de laatste 3 ketens zijn die welke opwaarts klimmen.

hoofdstuk iv

evolutieschema’s

In het voorgaande hoofdstuk zagen we dat 7 opeenvolgende ketens, of 7 incarnaties van een keten een evolutieschema maken.
            Een evolutieschema is, in hoofdzaak, een afgescheiden, afzonderlijk en zelfbepalend veld van evolutie, hoewel enkele zeer belangrijke uitzonderingen op dit algemene principe later zullen worden verklaard.
            Diagram vii geeft het Aardeschema weer en toont de 7 ketens die elk 7 bollen bevatten, de 7 ronden van elke keten worden er in aangegeven door de cirkels die door de bollen lopen.


            Laat het echter duidelijk zijn dat, hoewel alle 49 bollen van het Schema zichtbaar zijn in het diagram, er gewoonlijk niet meer dan één serie tegelijk in schepping is (behalve een aantal “dode lichamen”, zoals onze Maan, die nog niet helemaal is gedesintegreerd).
            In het diagram worden Mars, de Aarde en Mercurius getekend als behorend tot de vierde keten en de Maan tot de derde.
            Wat we nu de Maan noemen is het laatste overblijfsel van een veel grotere bol die de fysieke planeet was van de derde keten en die dezelfde positie bekleedde in de derde keten als de Aarde in de vierde keten.
            In de zevende ronde van de Aardeketen zal de Maan volledig desintegreren, zodat de Aarde zonder satelliet zal zijn.
            In ons zonnestelsel bestaan 10 afzonderlijke en verschillende Evolutieschema’s. De namen waaronder ze bekend staan zijn die van de fysieke planeten, die er in deze tijd een deel van zijn. De 10 schema’s zijn:—

(1)   Het Vulcanusschema.
(2)   Het Venusschema.
(3)   Het Aardeschema.
(4)   Het Jupiterschema.
(5)   Het Saturnusschema.
(6)   Het Uranusschema.
(7)   Het Neptunusschema.
(8), (9) en (10) Hebben op dit moment geen namen omdat ze geen fysieke planeten hebben. No. 8 wordt soms het “Asteroïden” Schema genoemd.

            Het huidige stadium van de 10 schema’s wordt aangegeven in de onderstaande tabel. De schema’s zijn gerangschikt naar de afstand van hun fysieke planeten van de Zon.

no
Schema
keten
Ronde
Aantal fysieke
Planten
Opmerkingen


i


ii

iii

iv


v


vi

vii


viii
ix
x

Vulcanus


Venus

Aarde

Jupiter


Saturnus


Uranus

Neptunes


Onbekend
Onbekend
Onbekend



3


5

4

3


3


3

4

6(?)


7

4

2


vroeg


1


1

3

1


1


1

3


0
0
0

Zal entiteiten voortbrengen op een lager niveau dan die van het Aardeschema.

Het meest geavanceerde schema.

De 3 planeten zijn Mars, de Aarde en Mercurius.

Jupiter is nog niet bewoond maar zijn manen zijn er. Hij zal een zeer hoog niveau bereiken.

Ontwikkelt zich langzaam, maar zal een hoog niveau bereiken.



De drie planeten zijn Neptunes en 2 andere buiten zijn baan.[3]

De verklaring dat in deze zevende ronde onze satelliet, de Maan, volledig zal verdwijnen schijnt parallel te lopen met een soortgelijk verschijnsel in de Venusketen. De Venusketen, die nu in haar zevende ronde is, heeft geen satelliet. Maar ongeveer 150 jaar[4] geleden legden een aantal astronomen observaties vast van een satelliet bij Venus, met een geschatte diameter van 2000 mijl. Hoewel meestal wordt verondersteld dat deze astronomen zich vergisten, lijkt het aannemelijker dat de satelliet bestond toen zijn hun waarnemingen deden, maar na die tijd verdween, zoals onze satelliet zal doen in de zevende ronde. 
Er wordt beweerd dat de materie die nu de Asteroïden vormt op een dag zal veranderen in een bol, welke voorzichtig is ingedeeld in Schema viii (volgende hoofdstuk). Als we er voor zouden kiezen dit het Asteroïdenschema te noemen, zou het komen tussen het Aarde – en het Jupiterschema’s, waarbij de schema’s worden gerangschikt naar de afstand van hun fysieke planeten van de Zon.
            Ondanks de raadselachtige verklaring van H. P. Blavatsky dat Neptunus zich niet in ons zonnestelsel bevindt, is het geen vraag of Neptunus zich rond de Zon beweegt, en dat de Neptunusketen deel is van ons systeem en één van de 10 ketens is. Uit ervaring blijkt dat veel van de verklaringen van H. P. Blavatsky, schijnbaar tegengesteld aan bekende feiten, later waar bleken te zijn, in een diepere en meer esoterische zin. Het kan dus zijn dat haar bewering betreffende Neptunus uiteindelijk juist bevonden zal worden, vanuit een esoterisch gezichtspunt.
            In De Geheime Leer i wordt nadrukkelijk beweerd dat Mars en Mercurius niet tot de Aardeketen behoren. De uitleg van Dr. Besant en Bishop Leadbeater dat ze wel tot de Aardeketen behoren, heeft veel protest opgeroepen bij sommige studenten in het occultisme (zie The Mahatma Brieven aan A. P. Sinnett). Onderhavige auteur heeft niet de intentie deze schijnbaar elkaar tegensprekende beweringen met elkaar te verzoenen, maar hier volgen die van de twee latere auteurs, omdat zijn werk eerder een compilatie is van hun werk dan dat van H. P. Blavatsky. (Zie de Conclusie, aan het eind van dit boek.)
            Naast deze 10 schema’s zijn er ook andere evoluties die in het zonnestelsel plaatsvinden want elke centimeter ruimte wordt benut.
            Zelfs in het Koilon[5] (zie hoofdstuk vi) zelf kan zich een evolutie afspelen waar we niets van weten en ons niets bij voor kunnen stellen.
            Alle ruimte is gevuld met leven en er zijn zelfs orden die lager staan dan het fysieke niveau. Soms komt een menselijke wezen in aanraking met die lagere evolutie, maar zo’n verstrengeling is altijd onwenselijk en schadelijk. Niet omdat de lagere evolutie op enige manier slecht zou zijn maar omdat die evolutie niet voor de mensheid bestemd is.


hoofdstuk v

het zonnestelsel

Diagram viii toont het zonnestelsel met de 10 evolutieschema’s, waarvan elk uit 7 ketens van 7 bollen bestaat, de 7 ronden van elke aangegeven keten zijn aangegeven als hiervoor, door de cirkels die door de bollen heen getekend zijn.
           

            De student zal nu duidelijk begrijpen dat als de 7 ketens van elk schema achtereenvolgens in schepping komen, Diagram viii niet het zonnestelsel laat zien zoals het tegenwoordig is, maar dat het een collectief beeld is van de stadia waar het door heen gaat.
            De tegenwoordige staat van het zonnestelsel wordt aangegeven in Diagram ix. De ronde waarin elke keten momenteel verkeert is aangegeven, voor zover die bekend is; waarvan het niet bekend is, zijn de ronden gestippeld.


De ketens van de schema’s 8, 9 en 10 zijn ook gestippeld omdat hun huidige schema niet bekend is.

Het zonnestelsel heeft daarom momenteel 70 planeten die, zoals eerder gezegd, beschouwd kunnen worden als een bepaalde plaats innemend in de ruimte, en cirkelend om, of op een bepaalde manier afhankelijk van, onze zon. Deze 70 planeten worden getoond in Diagram x.

We kunnen nu een uiteindelijke tabel maken, als volgt:—
                       
                        7 bol-perioden                        =          1 ronde.
               49 bol-perioden                   =          7 ronden         =          1 ketenperiode.
             343 bol-perioden                   = 49 ronden    =          7 ketenperioden         = 1 Evolutieschema.     
10 Evolutieschema’s         =          ons Zonnestelsel.



hoofdstuk vi

de vorming van het zonnestelsel

Nu we in grote lijnen het algemene plan van het “veld” van evolutie in ons zonnestelsel hebben bestudeerd, zal het nuttig zijn om er nog een keer door heen te gaan om nog enkele details toe te voegen, en om te zien hoe het systeem oorspronkelijk is opgebouwd uit oermaterie.
            Deze keer beginnen we met het grote geheel—het systeem in z’n totaal—en werken ons langzaam naar de kleinere eenheden—de bollen.
            Voor ons zonnestelsel in schepping kwam bestond de elementaire wortelmaterie, de substantie waaruit elke vorm van materie, die we enigszins kennen, is voortgekomen. Deze wortelmaterie is wat de wetenschappers de ether van de ruimte noemen en wat in de Occulte Scheikunde wordt aangeduid met de naam koilon (Grieks koilos, hol).
            Dit moet natuurlijk niet verward worden met de etherische materie die het fijnere deel van onze fysieke wereld uitmaakt.
            Voor elk fysiek zintuig lijkt de ruimte die door koilon wordt ingenomen leeg: toch is deze ether in werkelijkheid veel dichter dan alles wat we kunnen waarnemen. Professor Osborne Reynolds, de stichter van de gevierde theorie, die instemt met occult onderzoek, definieert die dichtheid als 10.000 maal groter dan die van water en de grootste druk als 750.000 ton per vierkante inch.[6]
            Deze substantie is alleen voor hoog gekwalificeerde helderzienden waarneembaar. We moeten aannemen dat er een tijd was—hoewel we geen directe kennis hebben van dat punt—dat deze substantie alle ruimte vulde. We moeten ook aannemen dat een of ander groot Wezen—bijna oneindig hoger dan de Logos van een zonnestelsel—zijn staat van rust veranderde door zijn Geest of kracht uit te storten in een bepaald deel van deze materie, een deel met de afmeting van een heel universum.
            Het effect van het invoeren van deze kracht is als die van het blazen van een machtige ademhaling, en die in de ether, of koilon, een ontelbare hoeveelheid kleine sferische bubbels produceert. Deze bubbels in het koilon zijn de elementaire atomen waaruit alles wat we materie noemen is voortgekomen.
            Zij vormen de atomische materie van het laagste kosmische niveau. Uit hen zal de Logos van ons zonnestelsel de zeven niveaus van ons systeem vormen. Deze zeven niveaus tezamen vormen het laagste kosmische niveau.
            Het is waarschijnlijk dat de kracht waardoor de bubbels oorspronkelijk werden gevormd is wat H. P. Blavatsky fohat noemde, waarvan ze sprak als “gravende gaten in de ruimte”, aldus refererend aan de uitspraak van een Franse geleerde “er is geen materie; er is niets dan gaten in de ether”.
            De bubbels zijn niet zoals een zeepbel, die uit een watervlies met een buiten en een binnenoppervlak bestaat en waar lucht in zit. Ze zijn als bubbels in sodawater, die slechts een oppervlakte hebben, waar lucht en water elkaar ontmoeten.
            Zoals gezegd, voor het hoogst mogelijke zicht lijken de bubbels perfect leeg, zodat het niet duidelijk is of er enige beweging plaatsvindt binnenin of niet. Noch is duidelijk of ze om hun as draaien of niet.
            Ze lijken geen duidelijke eigen beweging te hebben, maar ze kunnen van binnenuit bewogen worden, alleen of als massa, door wilskracht. Geen twee bubbels, onder welke omstandigheden dan ook, raken elkaar ooit.
            Toen de Zonnelogos—het grote Wezen Waar ons zonnestelsel een uitdrukking van is, en die mogelijk overeenkomt met een incarnatie, als het een menselijk wezen zou betreffen—heeft gekozen om Zichzelf te manifesteren en tevoorschijn kwam uit de eeuwigheid en dit systeem wilde vormen, vond Hij dit materiaal klaarliggen, deze oneindige massa van kleine bubbels.
            Hij begon met een plaats te bepalen, de limiet van Zijn veld van activiteit, de limiet misschien van Zijn eigen aura, een groot krachtveld, waarvan de omtrek veel groter is dan de loop van de buitenste van Zijn toekomstige planeten. Enorm zou dit gebied zijn, de afstand tussen zonnestelsels is al buiten alle proporties en groter dan de systemen zelf. Niettemin is het mogelijk dat de Logoi van de stelsels eigenlijk in met elkaar in verbinding staan, op de hogere niveaus.
            Binnen de limiet van het zo afgebakende krachtveld begint Hij een beweging die alle bubbels bij elkaar veegt tot een grote centrale massa in een kleiner gebied, door de bubbelmaterie te verdichten en samen te persen, welke oorspronkelijk verspreid was door de hele oerruimte.
            In een bepaald stadium van die verdichting of samendrukking—een stadium waarin de radius van Zijn krachtveld zich nog uitstrekt tot buiten de baan van de buitenste planeet van het systeem, zoals het vandaag is—begint Hij daarin een draaiende beweging, vergezeld van een intense elektrische activiteit, en doet zo een kolossale draaikolk ontstaan in vele dimensies, het materiaal van de nebula[7] die zal zijn.
            Het samenpersen van de kolkende massa gaat, wat ons toe zou schijnen, ontelbare eeuwen door: in feite is de draaikolk die als eerste door de Logos werd gemaakt nog steeds actief. In de loop van dat proces van samenpersen handelt Hij door Zijn Derde Aspect en zendt zeven impulsen of “ademhalingen” uit.
            De eerste impuls veroorzaakt door het hele krachtveld een groot aantal kleine draaikolken, waarvan elk 49 bubbels in zichzelf trekt, en rangschikt ze in een bepaalde vorm. Deze kleine groepen bubbels, zijn, zo gevormd, de atomen van het tweede niveau of wereld—de anupadaka wereld of het monadische niveau.
            Niet alle bubbels worden op deze manier gebruikt, maar er zijn voldoende overgebleven in de onafhankelijke staat, om te kunnen dienen als de atomen van de eerste of de adi wereld.
            In tussentijd komt er een tweede impuls, die bijna alle 49 bubbelatomen beïnvloedt—maar die voldoende atomen overlaat om te voorzien in atomen voor de anupadaka wereld—en drijft ze terug in zichzelf, laat ze desintegreren in hun elementaire bestanddelen en werpt ze dan weer uit, en veroorzaakt onder hen opnieuw draaikolken, waarvan elk in zichzelf 492 of 2.401 bubbels heeft. Deze zijn de atomen van de derde wereld, het atmaniveau.
            Na weer een tijd komt er een derde impuls, welke op dezelfde manier bijna alle 2.401 bubbelatomen beïnvloedt—voldoende overlatend om de atomen van de atmische wereld te vormen—en trekt ze terug in zichzelf, desintegreert ze en werpt ze weer naar buiten als de atomen van de vierde wereld, die van buddhi, waarvan elk atoom nu 493 of 117.649 bubbels heeft.
            Het proces wordt herhaald tot de zesde impuls de atomen heeft gevormd van de zevende of laagste wereld, het fysieke niveau, waarvan de atomen 496 of, bij benadering, 14.000 miljoen van de originele bubbels bevatten. Deze atomen zijn natuurlijk niet de atomen waar de scheikundigen het over hebben maar de elementaire atomen waaruit alle chemische atomen zijn opgebouwd.
De aantallen bubbels die de atomen bevatten op de zeven niveaus worden in de onderstaande tabel gegeven.

Niveau
Bubbels in één atoom
Adi[8]
Anupadaka
Atma
Buddhi
Manas (mentaal)
Kama (astraal)
Sthula (fysiek)
 1                                                                                  1
49                                                                               49
492                                                                         2.401
493                                                                     117.649
494                                                                                                                                    5.764.801
495                                                                                                       282.475.249
496                                                         13.841.287.201

            Het lijkt aannemelijk dat elektronen astrale atomen zijn: want door wetenschappers wordt beweerd dat een chemisch hydrogeen of waterstof atoom tussen de 700 en 1000 elektronen bevat en een chemisch hydrogeen atoom bevat het equivalent van 882 astrale atomen. Dit kan toeval zijn maar dat lijkt onwaarschijnlijk. Wetenschappers splitsen dus fysieke materie en ontdekken de astrale materie hoewel zij natuurlijk over astrale materie denken als over een verdere splitsing van fysieke materie.
            Bishop Leadbeater uit wiens geschriften het bovenstaande afkomstig is, weet niet of zulke gedesintegreerde fysieke atomen zichzelf weer herstellen, maar als, door een wilsinspanning, het fysieke atoom wordt gespitst in astrale of mentale atomen, vereist het een volhouden van die inspanning om de atomen voortdurend in die afgesplitste vormen te houden en als de wilskracht is verdwenen verschijnt het fysieke atoom weer.
            Dit lijkt echter alleen te gelden voor het splitsen van de elementaire fysieke atomen: als chemische atomen worden gesplitst in elementaire atomen blijven ze in die conditie en keren niet terug tot hun oorspronkelijke vorm.


Men moet bedenken dat hoewel de atomen van alle niveaus, het fysieke bijvoorbeeld, niet rechtstreeks afkomstig zijn uit de atomen van het direct daarboven gelegen niveau—het astrale—tenzij de bubbels de ervaring hebben gehad van het door alle bovenliggende niveaus gegaan zijn, kunnen fysieke atomen niet uit hen voortkomen.
            De Hindoemanier om het proces te beschrijven is als volgt: Elk niveau heeft wat genoemd wordt een “tanmatra” (letterlijk, een maat van “dat”), en een “tattva” (letterlijk, “datheid” of “inherente kwaliteit”). De tanmatra is de verandering in het bewustzijn van de Logos: de tattva is het effect in de materie veroorzaakt door die verandering. We kunnen de tanmatra’s vergelijken met de golven van een opkomend tij, die op een zanderige kust slaan, zich terugtrekken en weer worden gevolgd door andere golven die een stukje verder komen. De tattva’s kunnen we vergelijken met de kleine ribbels die door de aankomende golven in het zand worden gemaakt, bij de uiterste lijn tot waar ze komen. Dit idee wordt gesymboliseerd in Diagram xi
            Elk atoom heeft dus zijn “Datheid”, het woord “Dat” is een respectvolle uitdrukking voor het Goddelijke Wezen. De mate van trillen van het atoom, dat wordt beïnvloed door de Wil van de Logos, is de Tanmatra, de “maat van Dat”; dit is de as van het atoom, de hoekige afwijking die, binnen de gestelde trillingsgrenzen, zijn oppervlaktevorm bepaalt. Dus bevindt het bewustzijn van de Logos zich in elk atoom, uitgedrukt binnen bepaalde grenzen, die we soms “niveaus” noemen.
Het proces van het scheppen van materie in opeenvolgende stadia is vaak beschreven als het inademen en het uitademen van de Godheid.
            Het bestaan van materie is absoluut afhankelijk van een idee in het denken van de Logos. Als Hij ervoor zou kiezen om Zijn kracht terug te trekken, bijvoorbeeld, uit het fysieke niveau—en op zou houden het te denken—zou elk fysiek atoom ogenblikkelijk desintegreren, en het gehele fysieke niveau zou in een oogwenk verdwijnen, zoals een kaarsvlam die wordt uitgeblazen.
            Het elementaire fysieke atoom heeft drie karakteristieke bewegingen: (1) rotatie om de eigen as; (2) bewegen in een ronde baan; (3) pulseren als een hart, een voortdurend uitzetten en samentrekken. Deze drie bewegingen gaan altijd door en worden niet beïnvloed door enige kracht van buitenaf. Een kracht van buitenaf, een lichtstraal bijvoorbeeld—zal het atoom heftig op en neer laten bewegen, de amplitude van deze beweging staat in verhouding tot de intensiteit van het licht, en de golflengte, afkomstig van de beweging van een aantal atomen, wordt bepaald door de kleur van het licht.
            Naast de kracht van de Logos, die het atoom als vorm tezamen houdt, werkt er een van Zijn krachten doorheen op een aantal verschillende manieren. Er zijn zeven verschillende soorten van deze kracht, waarvan er één in elke ronde in openbaring komt, en die werkt door wat we noemen, de spirillae in het atoom. Voor een beschrijving van deze spirillae, evenals voor andere details van de atoomstructuur, wordt de student verwezen naar Occult Chemistry (1919).
            In de interstellaire ruimte—tussen zonnestelsels—bevinden de atomen zich in een conditie die bekend staat als “vrij”, ver uit elkaar liggend en op gelijke afstand, dit lijkt hun normale conditie als ze niet gestoord worden.
            In de ruimte tussen planeten worden ze echter nooit “vrij” gevonden: zelfs als ze niet tot vormen zijn gegroepeerd worden ze zeer sterk verstoord door kosmische en meteorologische materie en ook door een aanzienlijk samenpersen door wat we omschrijven als de aantrekking van de Zon.
            Uit de voorgaande beschouwingen begrijpen we hoe het komt dat een mens in, bijvoorbeeld zijn causale lichaam, zich vrij zou kunnen bewegen in de nabijheid van een planeet, waar de atomische mentale materie in de samengeperste toestand is, maar niet in staat zou zijn zich te bewegen of te functioneren in de verre ruimte waar de atomen vrij en niet samengeperst zijn.
            Om met onze beschrijving van de vorming van het zonnestelsel verder te gaan, zijn we nu op het punt gearriveerd waar de grote kolkende ruimte in zichzelf zeven typen atomische materie huisvest, in wezen allemaal één, omdat ze zijn opgebouwd uit dezelfde soort bubbels, maar verschillen in hun dichtheidsgraad. Al deze soorten zijn vermengd, zodat er exemplaren van elk type kunnen worden gevonden in elk klein willekeurig deel van het krachtveld, met een algemene tendens van de zwaardere atomen om meer en meer naar het centrum te bewegen.
            De Logos zendt vervolgens, nog steeds vanuit Zijn Derde Aspect, een zevende impuls uit die, in plaats van de fysieke atomen terug te trekken in Zichzelf en hen weer af te breken in de elementaire bubbels, ze samendrijft in bepaalde aggregaten en maakt dus een aantal verschillende soorten van wat proto-elementen genoemd kunnen worden; deze worden weer samengevoegd in de verschillende vormen die in de scheikunde bekend staan als chemische elementen.
            Het maken hiervan strekt zich uit over een lange periode van eeuwen en ze worden in een bepaalde volgorde gemaakt door de interactie van verschillende krachten, zoals correct is aangegeven in Sir William Crookes boekje over The Genesis of the Elements.
            Het proces van hun vorming is zelfs nu nog niet afgesloten: uranium is het laatste en zwaarste element, voor zover we weten, maar anderen die nog meer gecompliceerd zijn zullen misschien ontstaan in de toekomst.
            Terwijl de eeuwen voorbijgaan, neemt het samenpersen toe en momenteel is het stadium bereikt van een grote schijnende nebula, doorgaans van witgloeiende waterstof. Verschillende andere systemen in ons universum gaan natuurlijk nu ook door dit stadium, zoals waar te nemen is door elke grote telescoop.
            In ons geval koelde de massa af, nog steeds snel draaiend, trok samen en platte af, tot het meer een enorme draaiende schijf werd dan een bol. Tegenwoordig zijn er scheuren ontstaan in deze schijf en hij brak in ringen, zodat hij enigszins lijkt op de planeet Saturnus en zijn omgeving, maar dan op veel grotere schaal.
Toen de tijd naderde dat de planeten nodig waren voor de doelen van de evolutie, maakte de Logos op een bepaald punt in de dikte van elke ring een nieuwe draaikolk waarin zich geleidelijk een groot deel van de materie van die ring verzamelde.
            Het botsen van de verzamelde fragmenten veroorzaakte een opleven van de warmte, waardoor de materie werd gereduceerd tot een gasachtige staat en een gloeiende bal vormde die, terwijl hij afkoelde, langzaam verdichtte tot een fysieke planeet, geschikt voor het levenstheater zoals dat van ons. Zo werden alle planeten van ons stelsel gevormd.
            In dit speciale deel van ons stelsel was de fysieke planeet die werd gevormd niet de Aarde maar de Maan. Want het raadplegen van Diagram v (hoofdstuk iii) maakt duidelijk dat de eerste fysieke planeet tijdens de derde keten verschijnt en dat die planeet, in ons Evolutieschema, de Maan was.
            Toen het actieve leven van de Maan, tijdens de derde keten, voorbij was, verscheen er een nieuwe vortex, niet ver van de Maan vandaan, en de rest van de materie van de ring werd daar geleidelijk in verzameld. De overige botsingen veroorzaakten wederom een bal van gloeiend gas, die het lichaam van de Maan omhulde en haar heel snel reduceerde tot een soortgelijke conditie.
            Toen deze gecombineerde massa langzaam afkoelde vond samenpersen rondom de twee vortexen plaats, maar het merendeel van de materie werd aangetrokken door de nieuwe vortex, die de Aarde werd, en de Maan bleef achter met een veel kleiner lichaam dan voordien en werd geheel ontdaan van lucht en water.
             De Maan was, door de intense hitte, in een kneedbare conditie, zoals hete modder, en de Aarde was in zijn vroegere stadia blootgesteld aan de meest heftige vulkanische stuiptrekkingen. Hierbij werden enorme rotsmassa’s, vaak mijlen in doorsnee, de ruimte in geslingerd, tot op verre afstand en in alle richtingen.
            De meerderheid viel terug op de Aarde maar sommige raakten de Maan, terwijl ze nog in haar kneedbare toestand was, en veroorzaakte vele van de enorme indeukingen die we nu maankraters noemen. Sommige, maar niet veel, van de maankraters zijn echter in werkelijkheid vulkanische kraters.
            De Maan is tegenwoordig als een grote kolenslak, hard maar poreus, van een soort samenstelling als puimsteen maar dan harder. Er vindt nauwelijks enige fysieke activiteit plaats aan haar oppervlakte. Ze is waarschijnlijk langzaam aan het desintegreren en het schijnt dat in de loop van onze zevende ronde ze helemaal zal oplossen en dat haar materie zal worden hergebruikt (met waarschijnlijk wat van de Aarde) voor het bouwen van een nieuwe wereld, welke de enige fysieke planeet zal zijn van de vijfde keten van ons Evolutieschema, (zie Diagram v). Voor die nieuwe bol zal dat wat overblijft van de Aarde, een satelliet zijn, zoals de Maan nu dienst doet als satelliet voor de Aarde.
            In de Theosofische literatuur wordt de Maan dikwijls beschreven als de achtste bol, omdat ze niet een van de zeven planeten van onze keten is waarop evolutie plaatsvindt. Daarom is ze een “doodlopend eind” een plaats waar zich alleen afval verzamelt. Ze is een soort van vuilnishoop van het systeem, een soort van astrale beerput waarin allerlei soorten in ontbinding verkerende resten worden gegooid, zoals de verloren persoonlijkheid die zichzelf van het ego heeft losgescheurd (zie Het Causale Lichaam).


                                                                                                                                                                                                                                                                         


                                                                                                                                                                                                                                                                         






           

           




                                   




hoofdstuk vii

de zonnelogos en de planetaire logoi

We hebben in voorgaande hoofdstukken de Zonnelogos genoemd. Het is nu het juiste moment om Hem te bespreken in Zijn relatie tot het zonnestelsel, en ook Zijn voornaamste Bewindslieden, Welke vaak de Planetaire Logoi worden genoemd, hoewel een betere benaming zou zijn de Planetaire Keten Logoi.
            In de Logos van ons zonnestelsel vinden we de dichtste benadering van een persoonlijke—of beter gezegd een individuele—God die een mens zich kan wensen.
Voor hem geldt al het goede dat ooit aan een persoonlijke godheid is toegeschreven. Attributen als partijdigheid, onrechtvaardigheid, jalousie, woede, wreedheid, enz., kunnen we natuurlijk voor eens en voor altijd terzijde schuiven, omdat dat onmogelijk is voor een godheid die titel waardig, en die meer passen bij de menselijke verbeelding.
            Voor zover dit systeem aangaat, is Hij alwetend, alomtegenwoordig en almachtig. De liefde, de macht, de wijsheid, de glorie zijn alle ten volste aanwezig.
            Hij is een machtig Individu—een drie-eenheid in eenheid, en God in ware zin, hoewel Hij een onbekend aantal stadia verwijderd is van het Absolute, de Ongekende, voor wie zelfs zonnestelsels niet meer zijn dan vlokjes kosmische stof.
            Waarschijnlijk kunnen we ons niet eens een voorstelling van Hem maken; daarom maken vele devotionele mensen zich geen beeld van Hem, maar beschouwen Hem als alles doordringend, waardoor we zelf Hem ook zijn, net als al het andere. Er is in wezen niets anders is dan God.
            De Zon is zijn voornaamste manifestatie op het fysieke niveau, en dat kan ons helpen enkele van zijn eigenschappen voor te stellen, en ons helpen inzien hoe alles bij Hem vandaan komt. Men kan het ook opvatten als de lens waardoor Zijn macht schijnt.
            We merken hierbij op dat elke ster ook een zon is, als de onze, en alle zijn een gedeeltelijke uitdrukking van een Logos.
            De fysieke Zon kan beschouwd worden als een soort chakra of krachtcentrum van Hem, overeenkomend met het hart van de mens, de uiterlijke manifestatie van het belangrijkste centrum in zijn lichaam.
            Hoewel het hele zonnestelsel Zijn fysieke lichaam is, zijn Zijn activiteiten daar buiten enorm veel groter dan die er binnenin. Dit zonnestelsel, dat ons zo enorm toeschijnt, is voor Hem maar een klein ding; want hoewel Hij dit alles is, bestaat Hij toch erbuiten en erboven in een glorie en pracht waar we nog niets van weten. Dus, hoewel we het eens kunnen zijn met de pantheïst dat alles God is, gaan we een beetje verder, omdat we beseffen dat Hij een veel groter bestaan heeft ver buiten Zijn universum. “Door dit universum met een fragment van Mijzelf doordrongen te hebben, ben Ik” (Bhagavad Gita).
            Hij bestaat dus veel verder dan zijn stelsel: waarop Hij zit als op een Lotustroon. Hij is, als het ware, het ideaalbeeld van de mensheid, maar oneindig veel groter dan de mensheid. We kunnen denken aan de Augoeides[9] (zie Het Causale Lichaam) dat hoger en hoger wordt gedragen, tot in het oneindige. Of die vorm permanent is, of dat hij alleen tot een bepaald niveau waargenomen kan worden—wie zal het zeggen?            Daarom het welbekende symbool van de “Grote Vogel”, dat wordt gebruikt om de Godheid uit te beelden die boven Zijn universum zweeft, zweeft boven de wateren van de ruimte, of die langs de lijn van Zijn evolutie vliegt. Om te rusten tussen de vleugels van de Grote Vogel betekent het realiseren van eenheid met de Logos: en er wordt gezegd dat de mens die dat niveau bereikt daar ontelbare jaren rust zal vinden.
            Waarschijnlijk is de wijze waarop de mensheid één met Hem wordt niet in woorden uit te drukken. Wij menselijke wezens kunnen, in een bepaald opzicht, zijn als cellen in Zijn lichaam maar we zijn zeker veel meer dan dat, want Zijn leven en kracht worden door ons gemanifesteerd op een manier, die buiten proporties is ten opzichte van datgene wat een soortgelijke relatie op een lager niveau zou zijn, d.w.z. dat van de cellen in onze fysieke lichamen ten opzichte van onszelf als spirituele entiteiten.
            In Zijn manifestatie op het laagste kosmische niveau moeten we bedenken dat Zijn Eerste Aspect bestaat op het hoogste niveau—dat van Adi—het Tweede op het Anupadaka of Monadische niveau, en het Derde in het hogere deel van het Atmische niveau.
            Daarom, als een Adept in de loop van zijn ontwikkeling Zijn bewustzijn langzaam niveau na niveau verhoogt, komt hij eerst bij het Derde Aspect, en realiseert de eenheid daarmee, vervolgens, via lange intervallen bij de volledige vereniging met de Tweede en de Eerste Aspecten.
            In de oude mysteriën van Griekenland, werd de Logos gesymboliseerd door het kind Bacchus, dat spelend met bepaald speelgoed werd voorgesteld. Hiertoe behoorden dobbelstenen, die overeen kwamen met de vijf platonische lichamen. Te weten:—
           
                        De Tetraëder, verbonden door 4 gelijkzijdige driehoeken;
                        De Kubus, verbonden door 6 vierkanten;
                        De Octaëder, verbonden door 8 gelijkzijdige driehoeken;
                        De Dodecaëder, verbonden door 12 gelijke vijfhoeken;
                        De Icosaëder, verbonden door 20 gelijkzijdige driekoeken.

            Als we in deze serie aan het begin de punt toevoegen en als laatste de bol, krijgen we een serie van 7 figuren, die overeenkomt met de 7 niveaus van ons zonnestelsel. Ieder van hen geeft, niet de vorm aan van de atomen van de verschillende niveaus, maar de lijnen waarlangs de kracht werkt die deze atomen omringt.
            Dit werpt meer licht op het welbekende gezegde van Plato dat “God geometriseert”. Het schijnt dat de ouden de geometrie van Euclides niet bestudeerden zoals wij dat doen, om zichzelf, maar zagen als een gids naar iets hogers.
            Een ander speelgoed van Bacchus was een tol, als symbool van het draaiende atoom.
            Een derde stuk speelgoed was een bal die de Aarde voorstelde, die speciale bol van de keten waarop de gedachten van de logos in deze tijd speciaal zijn gericht.
            Een vierde stuk speelgoed was een spiegel, die altijd het symbool was van het astrale licht, waarin de archetypische ideeën (waar we het later over zullen hebben) worden gereflecteerd en dan gematerialiseerd.
            Terwijl het kind Bacchus—de Logos—met zijn speelgoed speelt, wordt hij door de Titanen gegrepen en in stukken gescheurd. Later worden deze stukken weer verzameld en samengevoegd. Deze metafoor stelt natuurlijk de afdaling voor van de Ene die wordt tot de velen, en de hereniging van de velen in de Ene, door lijden en opoffering.
            De Hindoes hebben natuurlijk allang beweerd dat de Godheid speelt, en zij hebben het grote werk van de evolutie Lila, of het spel van Sri Krishna, genoemd.
            Ons gehele zonnestelsel is een manifestatie van zijn Logos, en elk deeltje is absoluut een deel van Zijn voertuigen. Alle fysieke materie van het zonnestelsel in totaal maakt Zijn fysieke lichaam; alle astrale materie vormt zijn astrale lichaam; alle mentale materie Zijn mentale lichaam, enz.
            Uit de Zonnelogos komt alle leven van de opeenvolgende Uitstortingen voort (zie Het Causale Lichaam). De Eerste Uitstorting komt uit zijn Derde Aspect voort en geeft aan eerder bestaande atomen het vermogen om zich te verbinden in chemische elementen—de handeling wordt in Christelijke geschriften beschreven als de Geest Gods die over de wateren van de ruimte zweeft.
            Als, in een later stadium, de natuurrijken zich definitief hebben gevestigd, komt de Tweede Uitstorting, uit Zijn Tweede Aspect en vormt de groepszielen voor mineralen, planten en dieren, dit is de afdaling in de materie van het Christusprincipe, dat ons bestaan mogelijk maakt. Binnen het mensenrijk is het ego een manifestatie van de Derde Uitstorting en is afkomstig van Zijn Eerste Aspect, de eeuwige en de alles liefhebbende Vader.
            Voordat het zonnestelsel in manifestatie kwam, vormde de Logos het gehele schema in Zijn denken en bracht door dat te doen alles in schepping op Zijn mentale niveau. Hij heeft het dus uitgedacht, niet alleen zoals het nu is maar ook zoals het elk moment in de toekomst zijn zal.
            In welk gebied Zijn mentale niveau mag liggen kunnen we niet zeggen; het kan zijn wat we het kosmisch mentale niveau noemen, of het kan ook nog hoger zijn. Het kosmisch mentale niveau ligt twee hele series van niveaus boven onze eigen serie van zeven.
            Aan het Kosmisch mentale niveau gaf H. P. Blavatsky de naam de “archetypische wereld”; de Grieken schijnen het de “begrijpelijke wereld” genoemd te hebben. Alles wat geschreven en gezegd is over een “onmiddellijke” schepping van het hele systeem uit het niets refereert aan deze formatie van kosmische gedachtevormen.
            Dus kunnen we zeggen dat op dat kosmische niveau het totale systeem tegelijkertijd in schepping kwam door Zijn gedachte—een speciale scheppingsdaad; en het moet ook nu allemaal tegelijkertijd in Hem aanwezig zijn. Het kan heel goed zijn dat Zijn machtige bewustzijn zichzelf in bepaalde mate zelfs reflecteert op de veel lagere niveaus, zodat mensen soms flauwe impulsen van die reflecties opvangen. Dit is een verklaring voor het feit dat helderzienden soms in staat zijn de toekomst correct te voorzien, zoals ongetwijfeld van tijd tot tijd voorkomt.
            De Logos bedenkt wat Hij in elk van de Planetaire Ketens zal gaan doen; Hij wordt gedetailleerder als Hij nadenkt over het type mens voor elk Wortelras en onderras, van het begin van alles, via, bv., het Lemurische, Atlantische, het Arische en de volgende rassen.
            We zullen ons later bezighouden met bepaalde Ambtenaren—als we die term mogen gebruiken—Die belast zijn met het dirigeren en controleren van de evolutie die in het zonnestelsel plaatsheeft: maar we kunnen hier noemen dat er in elk evolutieschema een Entiteit aangesteld is die bekend staat als een Planetaire Logos: een meer passende naam is een Planetaire Keten Logos want hij is belast met elke serie van 7 ketens in een evolutieschema.
            Deze 7 assistent Logoi zijn grote individuele entiteiten: en toch zijn ze tegelijkertijd aspecten van de Zonnelogos, krachtcentra, of chakra’s, als het ware, in Zijn lichaam.
            Hun relatie tot Hem is als die van de ganglia of de zenuwcentra tot de hersenen. Alle evolutie, die uit Hem voortkomt, gaat door een van Hen.
            Alle centra hebben Hun speciale locatie of hoofdfocus in het lichaam van de Zon, en ook een kleine focus die altijd buiten de Zon ligt. De positie van deze kleine focus wordt altijd bepaald door de fysieke planeet. In diagram xii is gepoogd om dit idee vorm te geven.
            De precieze relatie kan echter nauwelijks duidelijk gemaakt worden in onze driedimensionale terminologie. Maar we kunnen zeggen dat elk centrum een invloedssfeer heeft die praktisch samenvalt met het zonne-stelsel. Als men een deel van dit veld neemt, ziet men dat het elliptisch is: één van de uiteinden van elke ellips ligt altijd binnenin de Zon, en het andere uiteinde zou de speciale planeet zijn die door die assistent Logos geregeerd wordt.
            Alle fysieke planeten zijn opgenomen in dat deel van het systeem dat gelijk is voor alle ovalen, zodat elk ronddraaiend ovaal zijn uitstekende segment zal hebben. Daarom wordt het systeem in zijn geheel vergeleken met veelbladerige bloem.
            Er is echter een andere reden voor de vergelijking met een lotus. Hoewel de planeten ons afzonderlijk bollen toeschijnen, is er in werkelijkheid een onderlinge verbinding op een wijze waar diegenen, die zich hebben geoefend in een idee van vierdimensionale ruimte, misschien enig begrip kunnen krijgen.
            Hier kan misschien een metafoor duidelijkheid scheppen. Als de hand omhoog wordt gehouden met de handpalm naar boven, en een soort kom vormt, maar met de vingers uit elkaar en er dan een vel papier op de toppen van de vingers wordt gelegd, zouden de cirkels op de contactpunten tussen vingers en papier de fysieke planeten voorstellen, schijnbaar helemaal geïsoleerd van elkaar
            Deze cirkels zijn echter allemaal vanuit een andere richting met elkaar verbonden als delen van de hand, hoewel het idee van de hand onbegrijpelijk zou zijn voor een tweedimensionaal wezen die alleen in de wereld van de cirkels leeft.
            Op dezelfde manier zijn, in een hogere dimensie, alle fysieke planeten verbonden tot een geheel, en zijn vanuit dit hogere gezichtspunt slechts de punten of bladeren die deel zijn van een grote bloem. Het hart van die bloem gooit een grote stamper omhoog die voor ons op een grote zon lijkt.


            Diagram xiii probeert dit idee duidelijk te maken.
            Gewoonlijk komen de fysieke, astrale noch de mentale niveaus van één van onze planeten overeen met de overeenkomstige niveaus van een andere planeet. Op het buddhische niveau echter is de conditie in alle gevallen gelijk voor alle planeten van onze keten.
            Ondanks bovenstaande bestaat er een conditie in de atomische materie van elk van de niveaus, de 7 atomische subniveaus van ons stelsel, apart genomen van de rest, die een kosmisch gebied vormen—het laagste, soms het kosmisch prakritische genoemd.
            Vanuit een bepaald gezichtspunt lijkt het alsof we in werkelijkheid een uitdrukking zijn van de Planetaire Logos Zelf, en alsof de evolutie plaats zou vinden in Zijn lichaam, waarbij de bollen de centra in dat lichaam zijn, of eigenlijk niet de bollen die we zien maar hun geest—hun hogere beginselen.
            Vanuit dit gezichtspunt zou Bol A de uitdrukking zijn van Zijn hersenen of mentale lichaam, en al deze vormen zouden in Zijn denken bestaan. Want ons mentale niveau is niet alleen de derde onderafdeling van het laagste kosmische niveau; het is tegelijkertijd ook de laagste onderafdeling van een aspect of manifestatie van de Logos.
            We kunnen aannemen dat Hij Zichzelf manifesteert langs zeven lijnen of door zeven aspecten, en dat elk hiervan welke we niveaus noemen, de laagste vorm is van een van deze aspecten, zodat het atomische deel van ons mentale niveau in werkelijkheid het laagste subniveau is van het mentale lichaam van de Planetaire Logos.
            De wilgenbladeren van de Zon zijn manifestaties op het fysieke niveau die door de Deva’s in stand worden gehouden met een speciaal doel, door middel van een bepaalde opoffering of beperking van hun activiteiten op de hogere niveaus die hun eigenlijke verblijfplaats zijn. Wetend dat het door de wilgenbladeren is dat het licht, de warmte en vitaliteit van de Zon ons bereikt, kunnen we gemakkelijk begrijpen dat het onderwerp van hun opoffering is om bepaalde krachten naar het fysieke niveau te brengen die anders ongemanifesteerd zouden blijven, en dat deze grote Deva’s dienen als kanalen, spiegels, of specialisten van goddelijke kracht die op kosmische niveaus werkzaam zijn voor het welzijn van ons zonnestelsel.

 
 


hoofdstuk viii

de levensstromen

We hebben nu het eerste deel van onze studie van het Evolutieveld afgerond door de niveaus en de plaatsen uit te lijnen waar de evolutie van het leven zich afspeelt. We kunnen dit misschien vergelijken met een beschrijving van de gebouwen van een universiteit, met zijn colleges, aula’s en klassenruimten. Onze volgende stap zal zijn het bestuderen van de levensstromen die de grote en complexe structuur van ons zonnestelsel instromen, net als stromen of “ladingen” studenten de universiteit binnenstromen, en hun verschillende studielessen doorlopen, uiteindelijk hun graad halen en de wereld ingaan om daar de functies te vervullen waarvoor hun voorkeur en kwaliteiten hen geschikt maken. In plaats van een universiteit zou het echter toepasselijker zijn om het beeld te gebruiken van een grote studie-instelling, die alle studiegradaties bevat, van kinderkamer en kleuterschool tot de meest geavanceerde universitaire studies.
            We beginnen met de grotere eenheden, de grote stromen of golven van het leven en volgen hen door de verschillende natuurrijken en de manieren waarop ze zich onderverdelen, totdat we uiteindelijk bij de rassen en de subrassen van de mensheid en de individuele mens in die rassen aankomen, die geleidelijk door de hogere niveaus van het mensenrijk klimt tot hij de supermenselijke niveaus bereikt.
            In de moderne Theosofische literatuur wordt de term “levensgolven” op drie verschillende manieren gebruikt:—
            Ten eerste.—Om de drie grote Uitstortingen (zoals ze gewoonlijk en misschien meer toepasselijk worden genoemd) van Goddelijke Leven aan te duiden, vanuit de Drie-eenheid van de Triade, waardoor het zonnestelsel in schepping kwam en waardoor het wordt gevoed en in stand gehouden.
            Ten tweede.—Om de opeenvolgende impulsen of levensstromen te beschrijven waaruit de Tweede Uitstorting is gevormd. Hiermee hebben we in dit hoofdstuk te maken en over het algemeen bedoelen we die. Voor de duidelijkheid duiden we ze aan met stromen van het leven, of levensstromen.
            Ten derde.—Om de overdracht van leven van de ene planeet van een keten naar een andere planeet aan te geven, in de loop van de verschillende “ronden”. Hiermee zullen we ons in een later stadium van onze studie bezighouden, als we zullen zien dat deze soort levensgolf aanzienlijk verschilt van wat we een levensstroom hebben genoemd.
            Als we ons beperken tot onze menselijke evolutielijn de devalijn van evolutie even vergetend en de anderen die eventueel bestaan, maar waarvan we zo goed als niets weten—zien we dat er zeven grote levensrijken zijn, die zich zij aan zij door ons Aardeschema ontwikkelen. Of dezelfde manier geldt voor de andere negen Schema’s of niet, weten we op dit moment niet zeker, hoewel er aanwijzingen zijn dat dit het geval is.

            De zeven rijken zijn:—
           
                                                Het Eerste Elementale Rijk.
                                                Het Tweede Elementale Rijk.
                                                Het Derde Elementale Rijk.
                                                Het Mineralenrijk.
                                                Het Plantenrijk.
                                                Het Dierenrijk.
                                                Het Mensenrijk.

            Al deze zeven rijken zijn manifestaties of uitdrukkingen van hetzelfde leven, het ene leven van de Logos die zich manifesteert door de Tweede grote Uitstorting, welke voortkomt uit het tweede Aspect van de Drie-eenheid of Triade, nadat de oermaterie was voorberied door de Eerste Uitstorting, die uit het Derde Aspect van de Triade voortkomt. (Voor meer uitleg over de drie Uitstortingen, (zie Het Causale Lichaam).
            De Tweede Uitstorting vindt plaats in een reeks van opeenvolgende golven, elkaar volgend als de golven van de zee. Het is de voortgangsgeschiedenis van deze levensgolven—die we besloten Levensstromen te noemen—en die in dit en de volgende hoofdstukken zullen worden onderzocht.
            De eerste drie van de zeven rijken zijn op de neergaande boog van evolutie, d.w.z. het leven dat in hen is duikt dieper en dieper in de materie. Het Eerste Elementale Rijk daalt in feite niet dieper af dan het hogere mentale niveau; het Tweede Elementale Rijk daalt niet dieper af dan het lagere mentale niveau; en het Derde Elementale Rijk komt alleen tot het astrale niveau.
            Het Mineralenrijk vertegenwoordigt het keerpunt, waar het leven het laagste punt bereikt van zijn afdaling in de materie, en weer via de niveaus omhoog begint te gaan.
            Dit verschijnsel van afdaling in de materie en weer omhoogklimmen naar het geestelijke is iets wat steeds weer gebeurt op vele manieren en we zullen er later dieper op ingaan.
            De Planten, Dieren en Mensenrijken zijn stellig bezig op te rijzen door de niveaus.
            Daarom rangschikken we de rijken aldus:—


De Tweede Uitstorting (van de Tweede Logos) bestaat, zoals boven aangegeven, uit “levensstromen”, in onze evolutielijn bestaan er zeven van deze stromen, samengesteld uit de zeven genoemde rijken, en deze worden in de eerste keten van ons Schema uitgestort.
            Het algemene plan is dat elke stroom een rijk van leven zal belevendigen gedurende een hele ketenperiode, en overgaat in een hoger rijk in de volgende keten, d.w.z. het neemt een gehele ketenperiode voor elk rijk om zich tot een dusdanig punt te ontwikkelen dat het rijp is om over te gaan naar het volgende levensrijk in de trap van voortgang.
            Dat is het algemene principe: maar er is een belangrijke wijziging die we nu zullen bespreken. Die wijziging is aan het begin van onze studie niet besproken, net als vele andere, om niet te veel onduidelijkheid te scheppen.
            Hieruit zal duidelijk worden dat, als het Eerste Elementale Rijk overgaat naar het Tweede Elementale Rijk en een leegte ontstaat in het rijk dat is verlaten. Deze leegte wordt gevuld door een geheel nieuwe levensstroom, die voortkomt uit de Logos en zo een nieuw Eerste Elementaal Rijk vormt.
Omdat dit in alle zeven ketens plaatsvindt zien we dat er totaal dertien levensstromen bestaan in ons Schema. Bestaand uit de zeven stromen—een voor elk rijk—die de eerste keten binnenkwam, en zes helemaal nieuwe stromen, waarvan een ieder van de opeenvolgende zes ketens binnenkwam, om te voorzien, zoals uitgelegd, in een nieuw Eerste Elementaal Rijk.
De voortgang van de rijken door de zeven ketens van ons Schema wordt uitgebeeld in Diagram xiv.
De student wordt verzocht om het systeem dat de verschillende rijken in kaart brengt goed te bestuderen, omdat het gevolgd zal worden door een aantal diagrammen die er op aansluiten. Het Eerste Elementale Rijk wordt aangegeven door een verticale lijn; het Tweede Elementale Rijk door twee verticale lijnen; het Derde Elementale Rijk door een schuine lijn; het Mineralenrijk door gekruiste verticale en horizontale lijnen; het Plantenrijk door schuine lijnen die een V vormen; het Dierenrijk door een A; het Mensenrijk door een H. Het zal duidelijk zijn dat deze aanduidingen in relatie staan tot de markeringen die gebruikt zijn om de materie van de niveaus of werelden aan te geven, waardoor het makkelijker is om dat te herinneren.
            Het zal de student ook opvallen dat de diagrammen, bollen en ronden aangegeven worden door cirkels en de levensrijken en groepen van entiteiten door vierkanten of rechthoeken.
            Uit Diagram xiv wordt duidelijk dat het leven dat nu tot uitdrukking komt in onze huidige mensheid voortkwam uit het Dierenrijk in de derde Maanketen, via het Plantenrijk in de tweede keten en via het Mineralenrijk in de eerste keten.
            Omdat elk rijk door alle rijken, die eraan voorafgaan, moet gaan, is het duidelijk dat de levensstroom, waaruit onze huidige mensheid is ontstaan, ook door de drie Elementale Rijken heeft moeten gaan in bepaalde eerdere ketens, in een bepaald  vroeger Schema.
            Een dergelijke overweging geldt natuurlijk voor alle behalve de laagste levensstroom die onze eerste keten binnenkwam, d.w.z. ze moeten voorgaande ketens in het een of andere voorgaande Schema zijn gepasseerd. Van zulke voorgaande ketens en Schema’s hebben we op dit moment geen directe kennis, hoewel we duidelijk kunnen concluderen dat ze moeten hebben bestaan.





            In diagram xv is geprobeerd de voortgang van de levensstromen door de opeenvolgende Schema’s aan te geven.
            De bedoeling van de zeven stralende lijnen in de Diagrammen xiv en xv, aan het begin van het Mensenrijk, is dat menselijke entiteiten vanuit het Mensenrijk over zullen gaan naar het supermenselijke, langs één van de zeven paden van toekomstige voortgang. De volledige uitleg stellen we nog even uit.
            Als we naar Diagram xv kijken zien we dat de enige levensstroom welke door alle zeven rijken gaat de levensstroom is die in ons Schema van zeven ketens de eerste keten binnenkwam als het Eerste Elementale Rijk (nr. 7 in het Diagram). Langzaam opklimmend door één rijk per keten, bereikt deze levensstroom uiteindelijk het Mensenrijk en zal er uit verdwijnen in de zevende en laatste keten van ons Schema.
            De andere zes rijken van de eerste keten, zoals al aangegeven, moeten hun evolutie in eerdere ketens zijn begonnen, terwijl de zes levensstromen die uit de Logos voortkomen en de zes ketens binnengaan na de eerste, door zullen moeten gaan om hun evolutie af te maken in de achtereenvolgende ketens tot de zevende en laatste keten van ons Schema.
            Deze beschouwingen maken ons duidelijk dat, terwijl ons Evolutieschema een compleet en min of meer zelfbepalend veld van evolutie is, een duidelijk begin en een duidelijk eind heeft, het toch een Schema vormt in een reeks van opeenvolgende Schema’s. Hieruit kunnen we afleiden dat zelfs het zonnestelsel als geheel, het algemene principe gehoorzaamt, dat we elders en in zovele richtingen aan het werk zien, en slechts een incarnatie is in bepaalde gigantische reeksen. Iets in de aard van de uiteindelijke finaliteit lijkt zich daarom—zoals we konden verwachten—te bevinden achter de verste horizon dan tot waar onze verbeelding reikt.
            We hebben gezien dat de levensstromen door de verschillende ketens gaan en dat ze alle zeven bollen van een ronde passeren. Nu is het voor ons erg moeilijk om met ons fysieke bewustzijn te bevatten wat de conditie van het leven van de lagere rijken op de hogere niveaus inhoudt; het idee van de evolutie van een mineraal op bv. het mentale niveau, heeft voor het gewone denken geen enkele betekenis. Het zou overeenkomen met onze gedachte aan een mineraal. Toch zullen we niet aannemen dat zo’n gedachtevorm zoals wij die van een mineraal kunnen maken, zijn enige weergave is op dat niveau. De gedachtevorm die daar bestaat is die van de Manu, gemodelleerd door een kracht die niet te vergelijken is met onze mentaliteit.
            Om het te begrijpen kan het nuttig zijn te bedenken dat elk mineraal zijn astrale en mentale tegenhangers heeft, en het moet op deze hogere bestaansniveaus van de mineralen zijn, dat er bepaalde effecten worden geproduceerd die hun evolutie bepalen.
            De speciale types die de tegenhangers vormen zijn ook in hun respectievelijke werelden manifestaties van de minerale monade, en we veronderstellen dat door die manifestaties de monade zich ontwikkelt gedurende zijn bestaan op deze hogere niveaus.
            Het wezenlijke feit dat we in gedachten moeten houden is dat het gehele proces het naar beneden brengen van de gedachte-energieën is die uitstromen vanuit de Logos—vanuit Zijn kosmisch mentale niveau naar het prakritische[10] mentale dat ons mentale niveau is. Het is Zijn idee van een mineraal, zo ver weg gematerialiseerd als onze gedachte aan het etherische lichaam van een mineraal.
            De groepsziel moet in zichzelf ook altijd latente mogelijkheden hebben die verbonden zijn met de hogere niveaus, via welke hij is afgedaald; en het kan zijn dat in die evolutiestadia deze potenties worden ontwikkeld door methoden die buiten de aan ons bekende liggen.
            Zonder de ontwikkeling van psychische eigenschappen kunnen we niet verwachten dat we in detail begrijpen hoe de verborgen groei in deze verheven sferen van fijne materie plaatsvindt; het belangrijkste punt dat we begrijpen is dat de levensstromen zich op de een of andere manier ontwikkelen tijdens de perioden die op alle bollen wordt doorgebracht en waarbij een gunstige voortgang plaatsvindt in elk deel van de keten.
            Er is al gezegd dat, naast de evolutielijn die wij volgen, er ook andere lijnen zijn die parallel lopen met de onze. Want het goddelijke leven rukt op langs verschillende stromen, waarvan die van ons slechts één is, en numeriek in geen geval de meest belangrijke. We moeten onthouden dat de fysieke mensheid slechts een klein deel van de oppervlakte van de aarde inneemt, terwijl entiteiten van een corresponderend niveau op andere evolutielijnen niet alleen de aarde dichter bevolken dan de mens, maar tegelijkertijd de enorme zeeoppervlakten en de luchten. De evolutietabel van de levens, aan het eind van dit hoofdstuk, toont de evolutiestromen zoals ze naast elkaar bestaan tot het Mineralenrijk, maar zodra aan de opwaartse boog is begonnen, splitsen ze zich. De stromen komen weer samen op het Zonnegeest niveau.
            De tabel moet niet beschouwd worden als compleet, omdat er zonder twijfel andere lijnen zijn, die nog niet waargenomen zijn, en er zijn ook zeker allerlei soorten variaties en mogelijkheden die op verschillende niveaus van de ene lijn naar de andere overstappen. De tabel is meer getekend om een ruwe schets te geven van het schema.

hoofdstuk ix

de doelen van onze zeven ketens

We zagen al dat elke levensstroom geleidelijk door de rijken omhoogt klimt, met de gemiddelde snelheid van één rijk in elke keten, totdat het mensenrijk wordt bereikt. Doorgaand met de ontwikkeling binnen het mensenrijk, stijgt hij uiteindelijk boven de gewone mensheid, zoals we die kennen, uit en gaat het bovenmenselijke rijk binnen en dan langs één van de zeven mogelijk paden van toekomstige ontwikkeling en dienst. We zullen deze zeven mogelijke paden hier beschrijven.
            Maar het stadium waarin menselijke entiteiten boven de normale menselijke evolutie uitstijgen en het bovenmenselijke rijk binnengaan, varieert aanzienlijk afhankelijk van de keten waarin dat ontstijgen plaatsvindt. Dus het niveau dat door de meest gevorderde mensheid is bereikt in de vierde keten is een stuk hoger dan dat wat werd bereikt in de eerste keten: het niveau dat bereikt zal worden in de zevende keten zal weer een stuk hoger liggen.
            Er is in feite, wat men een “doel” kan noemen, bepaald voor de mensheid in elke keten. Dit doel kunnen we vergelijken met het eindexamen van een onderwijs-instelling. Maar, om de vergelijking compleet te maken, kunnen we denken aan een bepaalde groep studenten die de universiteit verlaat na slechts een jaar studie. Ze hebben een bepaald peil van ontwikkeling bereikt en omdat de wereld allerlei soorten werkers nodig heeft, kunnen ze beschouwd worden als capabel om bepaalde taken in de buitenwereld uit te voeren.
            Aan het eind van het tweede studiejaar, studeert een tweede groep studenten af: zij zullen ongetwijfeld een graad hoger staan dan de eerstejaars studenten, en daarom zullen ze gekwalificeerd zijn om posities met meer verantwoordelijkheid te bekleden in de buitenwereld.
            Evenals dat na drie jaar aan de universiteit, een derde groep studenten afstudeert, weer op een hoger niveau, die zich heeft gekwalificeerd voor posten met weer een grotere verantwoordelijkheid, die meer kennis en ervaring vereisen. Het is een proces dat zeven jaar duurt, tot de zevende groep studenten afzwaait, die dan een zeer hoog niveau heeft bereikt en die praktisch alles heeft geleerd wat de universiteit hen kan leren.
            De universiteit gaat dan dicht voor een lange vakantie: of misschien zou het beter zijn te zeggen dat hij wordt opgeheven, de gebouwen vernietigt en de leerstaf ontslagen. De studenten die de universiteit niet hebben doorlopen zullen hun studie weer opnemen aan een toekomstige universiteit, met een nieuwe staf van leraren en in nieuwe gebouwen.
            Om terug te keren van deze metafoor naar onze zeven ketens van ons eigen Schema, zijn de eindexamens als volgt:
                       
                        Voor de Eerste Keten             .           De Eerste Inwijding.
                        Voor de Tweede Keten          .           De Derde Inwijding.
                        Voor de Derde Keten             .           De Vierde Inwijding (die van de Arhat).
                        Voor de Vierde Keten            .           De Vijfde Inwijding (die van de Asekha Adept).

            Er is geen volledige informatie beschikbaar betreffende de doelen voor de vijfde, zesde, en zevende ketens. We kunnen echter wel een aantal speculaties doen. Het is bekend dat, terwijl in de eerste stadia van evolutie de voortgang bijna onwaarneembaar langzaam is, in tijd gemeten, het in de latere stadia ongelooflijk snel gaat. De Meester Kuthumi heeft gezegd dat “als iemand eenmaal het Pad heeft betreden, en hij al zijn energie daarop richt, zijn voortgang noch rekenkundig, noch meetkundig zal zijn, maar door krachten.”
            Dat wil zeggen, het zal niet in de ratio zijn van 2, 4, 6, 8, enz. (rekenkundige reeks), noch in de ratio van 2, 4, 8, 16, enz. (meetkundige reeks), maar in de ratio 2, 4, 16, 256, 65.536, 4.294.967.296, enz. Dus een reeks uitgedrukt door 2, wordt vier stadia later gesymboliseerd door een getal van meer dan 4.000 miljoen. Met zulke grote getallen bereikt de natuur haar immense doelen.
            We kunnen daarom rustig aannemen dat de ontwikkeling in de vijfde, zesde en zevende ketens, enorm veel groter zal zijn dan die in de eerste vier van onze ketens wordt bereikt. Dat dit zo moet zijn wordt duidelijk door het feit dat het niveau van een Arhat, bereikt aan het einde van de derde keten, gezien kan worden als halverwege dat van de Adept, die dat aan het eind van de vierde keten bereikt. Dus, de vierde keten lijkt net zoveel vooruitgang te brengen als de drie eerste samen.
            In De Geheime Leer wordt gezegd dat de Volmaakte Mens van de Zevende Ronde van onze keten “slechts één stap verwijderd van het Wortelras van hun Hiërarchie, de hoogste op Aarde en van onze Aardse Keten”. Dat wil zeggen, de volmaakte mens van onze mensheid, na drie en een halve evolutieronde, zal een niveau lager zijn dan waar nu de ‘Heer van de wereld’, staat, een entiteit die in hoofdstuk xix beschreven zal worden.
            Dit zijn een aantal beschouwingen welke een zeer hoog niveau van bereik voor de mensheid aangeven aan het eind van onze zevende keten. Zo geeft bv. zelfs het buddhische bewustzijn de mens zijn eerste gevoel van eenheid met de Logos. De Asekha Adept streeft ernaar het bewustzijn van zijn Monade in dat van de Logos te voegen. De Monaden zijn uit de Logos voortgekomen opdat zij uiteindelijk tot hem terugkeren als grote glorieuze zonnen, ieder in staat om licht en leven te schenken aan een magnifiek stelsel, waardoor en waarmee miljoenen andere monaden zich op hun beurt zullen ontwikkelen. Iedere monade is in manifestatie gekomen door een van de Planetaire Keten Logoi, en zal uiteindelijk een deel worden van een Hemelse mens, deze Hemelgeboren Mensen zijn de ware bewoners van het zonnestelsel, de geestgeboren zonen van de Planetaire Logos hebben zichzelf voorbestemd om de Planetaire Logoi van de toekomst te worden.
            We vermoeden daarom dat, aan het eind van de zevende ronde, als ons Evolutieschema is voltooid, het niveau dat we zullen hebben bereikt, ongeveer gelijk zal zijn aan dat van een Planetaire Logos.
            Diagram xvi kan de student misschien helpen om zich de doelen te herinneren die voor onze ketens zijn bepaald. In het diagram zijn de zeven ketens concentrisch getekend, de eerste is de binnenste, de zevende de buitenste. De levensgolf die de ketens rondgaat komt de eerste keten binnen en cirkelt langs de bollen en dan, zoals een steen zich voortbeweegt die uit een draaiende slinger komt, stijgt de meest geavanceerde mensheid op naar een bepaald niveau, nl. dat van de Eerste Inwijding.


             
            Het overblijfsel van de levensgolf gaat de tweede keten binnen, draait rond zijn bollen, en, door dat te doen, in een grotere cirkel in het diagram, bereikt hij een grotere snelheid, net als zou gebeuren met een steen als hij in een grotere cirkel zou worden geworpen, deze hogere snelheid maakt het mogelijk de meest gevorderde mensheid naar een hoger niveau te tillen, nl. dat van de Derde Inwijding. Zo gaat het ook met elke volgende keten, de evolutiesnelheid wordt groter en groter naarmate de cirkels groter worden, totdat het zevende circuit zijn meest ontwikkelde leden naar een zeer hoog, tot nu toe onbekend niveau heeft getild.
            We hebben zojuist gezien dat als een entiteit het niveau heeft bereikt dat voor de mensheid is gesteld voor een bepaalde keten, hij aan zijn supermenselijke evolutie begint. Er openen zich dan zeven paden voor hem, waarvan hij er één mag kiezen. De zeven paden zijn de volgende:—
(1)   Hij kan het Nirvana binnengaan, om misschien in een toekomstige wereld een Avatar of goddelijke Incarnatie te worden. Dit wordt soms aannemen van het “Dharmakayakleed” genoemd, de Dharmakaya houdt niets vast dat lager is dan de Monade.
(2)   Hij kan de “Spirituele Tijdsruimte” binnengaan, een pad dat betekent dat het “Sambhogakayakleed” wordt aangenomen; hij houdt dan een manifestatie als drievoudige geest en kan zichzelf waarschijnlijk manifesteren in een tijdelijke Augoeides.
(3)   Hij kan het “Nirmanakayakleed” aannemen, hij bewaart dan zijn causale lichaam en alle permanente atomen.
(4)   Hij kan een lid worden van de Occulte Hiërarchie.
(5)   Hij kan overgaan naar de volgende keten om mee te helpen bouwen aan de vormen ervan.
(6)   Hij kan deelnemen aan de Deva-evolutie
(7)   Hij kan zich voegen bij de “Staf” van de Logos.
Voor verdere details wordt de student verwezen naar Het Causale lichaam (hoofdstuk xxxiv).

hoofdstuk x

graden van bereik

Nu we de hoofdlijnen van de gestadige ontwikkeling van de levensstromen hebben begrepen, welke in elke ketenperiode tot het gemiddelde niveau van een rijk stijgt, kunnen we nu de belangrijke bepalende factor introduceren die in Hoofdstuk viii werd genoemd.
            Weer kunnen we de analogie van een groep studenten aan een universiteit gebruiken. Het is een vrijwel universele ervaring dat, in elke groep studenten er een kleine minderheid is die de anderen voorbij schiet omdat ze uitzonderlijke vaardigheden hebben of omdat ze zich intensiever aan hun studie wijden. Dit is de groep die “cum laude” afstudeert.
            Na hen komt de grootste groep van de studenten, die erin slaagden hun examens te doen en die een gewone “graad” halen.        
            Daar achteraan komt weer een minderheid—de “staart” van de klas. Deze studenten, slaagden er niet in af te studeren, of vanwege hun mindere kwaliteiten of door hun gebrek aan inzet, en moeten daarom terug naar de universiteit voor een nieuw examen of een deel ervan om toch hun graad te halen.
            Precies hetzelfde gebeurt met alle levensstromen in elk rijk. Er is altijd een kleine minderheid die voorloopt op dat wat achterblijft en het “doel” bereikt voor de gestelde tijd. Dan komt de meerderheid van de entiteiten, die de gestelde taak op de juiste tijd volbrengen. Na hen komt de “staart” een andere minderheid, die, hoewel groter dan de eerdere minderheid, achteraan komt omdat ze er niet in slaagde het vereiste niveau te halen.
            Diagram xvii toont het proces. De drie rijken A, B en C zijn getekend en twee perioden, I en II. Van rijk B, in periode I loopt een kleine minderheid vooruit op de rest, bereikt het gestelde doel, en gaat over naar rijk A in dezelfde periode. De meerderheid van rijk B gaat over naar rijk A in periode II, op de gewoonlijke manier.
            Het resterende deel van rijk B, een minderheid die groter is dan de eerdere minderheid, slaagt er niet in zich te kwalificeren voor rijk A en blijft daarom in rijk B in periode II.
            Maar omdat er al wat ervaring is in rijk B, terwijl het restant van rijk B in periode II net uit rijk C is gekomen in periode I, zal het alleen met zijn evolutie beginnen in rijk B, deze achtergebleven minderheid zal de leiding nemen in periode II. Daarom wordt het in het diagram zo getekend dat zij aan het hoofd van rijk B binnenkomen in periode II.
            We kunnen ons diagram van de voortgang van de rijken aanpassen om deze complicaties in detail te laten zien. Diagram xviii is zo’n reconstructie. Het kan als volgt worden uitgelegd: Laten we bv. het plantenrijk nemen in keten I. Het achtergebleven deel van dit rijk komt keten II binnen en leidt daar de evolutie van het plantenrijk. De meerderheid van het plantenrijk van keten I gaat over in het dierenrijk in keten II. Een kleine minderheid van het plantenrijk in keten I slaagt erin het niveau te bereiken van de dieren in keten I en sluit zich daarom aan bij het dierenrijk in keten I.
            Als we de voortgang volgen van het merendeel van het dierenrijk van keten II, herhaalt het proces zichzelf. De achtergebleven dieren voegen zich bij het dierenrijk in keten III en leiden dat rijk. Het grootste deel wordt menselijk in keten III; de kleine voorhoede voegt zich bij het mensenrijk in keten II.


            In keten III hervatten de voorlijke mensen hun menselijke evolutie in keten IV, waar zij de mensheid van die keten leiden. Het grootste deel van de menselijke entiteiten bereiken hun doel in keten III en gaan over naar andere gebieden van evolutie en dienst, langs één van de zeven lijnen, zoals getoond in het diagram van de opstijgende, zich vertakkende lijnen aan het hoofd van het rijk.
            Opnieuw slaagt er een kleine minderheid eerder dan de rest, en is zichtbaar in het diagram door de kleine sprietjes die uit het middelpunt van het rijk komen. Deze groep heeft natuurlijk zeven mogelijkheden voor zich, zoals wordt aangegeven door de stralende lijnen die uit de kopstukken komen.
            Met oog op het reeds genoemde feit dat de graden van succes die door de leden van elk rijk worden bereikt zeer verschillen, kunnen we elk van de levensstromen beschouwen als uiteen vallend in kleinere stromen en waarvan sommige zich bij de voorgaande of aansluitende stromen zullen voegen, hoewel de meerderheid gestadig ontwikkelt langs de uitgestippelde lijn.
            We noemen hier een belangrijk principe, dat de ontwikkeling van de verschillende levensstromen en hun ontelbare subdivisies beïnvloedt, waarvan we in een later stadium van onze studie zoveel specifieke voorbeelden van zullen vinden. Het is de algemene regel dat zij die het hoogst mogelijke hebben bereikt in een keten, ronde, bol of ras, niet opnieuw worden geboren in het begin van de volgende keten, ronde, bol of ras.
            De vroegere stadia zijn altijd voor de achtergebleven entiteiten, de jongsten en alleen als ze al door een groot deel van hun evolutie zijn gegaan en het niveau beginnen te naderen van hen die het beter deden, dalen die af in incarnatie en voegen zich weer bij de jongsten.
            Dat wil zeggen, bijna de hele vroegere helft van alle evolutieperiodes, of het nu een ras, bol, ronde of keten is, schijnt bedoeld te zijn om de achtergebleven mensen bijna tot het niveau te brengen van hen die het beter deden. Dan dalen deze laatsten—die in tussentijd hebben gerust in de mentale wereld, in devachan—af in incarnatie samen met de anderen en dan gaan allen samen verder langs hun pad van ontwikkeling.
            Dus, zoals we later meer in detail zullen zien, komen de meest ontwikkelden van de derde of Maanketen niet binnen in de eerste ronden van de vierde of Aardeketen, maar pas in het midden van de vierde ronde. Ook de ego’s die incarneren in het eerste Wortelras van een planeet zijn zij die niet verder zijn gekomen dan het midden van de evolutie van de voorgaande planeet.
            Om onze metafoor van de studenten op een universiteit nog maar eens te gebruiken, we kunnen ons voorstellen dat de meer achtergebleven studenten eerder teruggaan naar hun colleges, na de vakantie, dan de meer gevorderde studenten. Ze hebben dan de gelegenheid om het niveau van de gevorderde studenten te bereiken, die nog op vakantie zijn. Als ze dit hebben gedaan, komen de meer gevorderde studenten terug naar college en dan gaan allen zij aan zij verder.
            De student moet dit simpele principe onthouden, omdat hij, zoals gezegd, hier vele voorbeelden van zal vinden, de reden hiervoor zal helemaal duidelijk worden als het hoofdprincipe eenmaal begrepen is.
            Een verder bestuderen van de graden van bereik binnen de verschillende rijken brengt ons tot een beschouwing van een zeer interessant en belangrijk deel van het algemene plan voor evolutie, nl. dat van de “Dagen des Oordeels.” Hier zullen we ons in een apart hoofdstuk mee bezighouden, maar omdat het over de rassen van de mensheid gaat, zullen we eerst de onderverdeling in rassen en onderrassen van het mensenrijk bespreken.


[1] Dit geldt voor de oorspronkelijke Engelse uitgave.
[2] (atoom)kern.
[3] De schrijver is geïnformeerd dat de astronomen er nu bijna zeker van zijn dat er een planeet is achter Neptunus en dat ze er naar zoeken.
[4] Dit boek is omstreeks 1920 geschreven, (vert.)
[5] De naam gegeven aan de ether door A. Besant en C. W. Leadbeater in hun boek Occult Chemistry (1919).
[6] 1 inch is 2.54 cm.
[7] Interstellaire wolk.
[8] De benamingen voor deze niveaus komen uit het Sanskriet, omdat er verder geen benamingen voor zijn. Behalve het woord “astraal” dat uit de Middeleeuwse alchemie afkomstig is en “sterachtig” betekent, omdat het licht in het astrale gebied zo helder schijnend is.
[9] Soort van Lichtlichaam.
[10] Prakriti: Volgens de Bhagavad Gita, is het de fundamentele aard van intelligentie, waardoor het Universum bestaat en functioneert. In de Bhagavad Gita wordt het beschreven als de “fundamentele motiverende kracht” Het is het essentiële samenstellende bestanddeel van het universum en staat aan de basis van alle activiteit van de schepping.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Bedankt voor uw reactie, we zullen trachten het zichtbaar te maken als het van belang is voor de site.